Basisinstrumentarium

En dan was er nog een persoonlijk motief om samen met Jac. een boek over huisartsen te maken. Mijn leeftijd. De kans dat ik vaker gebruik maak van mijn dokters diensten neemt eerder toe dan af. Nou ja, tot het moment natuurlijk, dat ik niet meer naar hem toe kán omdat hij kort ervoor mijn dood heeft vastgesteld.

Wat mag ik tot dat onvermijdelijke ogenblik van hem verwachten? Dat hij mij beter maakt, niet echt. Een dokter verwoordde het in een gesprek met ons als volgt: ‘Mijn werk bestaat voor tien procent uit genezen van relatief onschuldige kwalen en voor de rest uit pappen en nathouden.’ Mensen beter maken, gebeurde volgens haar hoofdzakelijk in de tweede lijn, bij de specialisten. ‘Ik schrijf,’ zei weer een andere dokter die wij spraken, ‘wel eens iets voor tegen verkoudheid, hoofdpijn of winderigheid. Maar in mijn vak komt het vooral aan op goed kunnen luisteren en het vermogen om zo de vraag achter de vraag te horen.’

Effectievere medische basisinstrumenten dan pakweg stethoscoop, bloeddrukmeter, eendenbek of ooglamp, zijn dus een goed stel oren en een fikse dosis empathisch vermogen. Die eigenschappen deelt de dokter met de golden retriever, maar wat dan nog? In een tijd dat schreeuwen de norm lijkt en op hufterigheid daadwerkelijk bonussen staan, is het een geruststellende gedachte dat er een beroepsgroep is die nog serieus omgaat met je klachten. Zelfs al zijn ze ridicuul. ‘Als ik consequent alle mensen afwimpel die ik gezien hun levenswijze niet meer serieus kan nemen,’ hoorden we een arts zeggen, ‘dan kan ik mijn tent wel sluiten.’ Dat ik voor zo’n even invoelende als marktgerichte dokter nog ouderwets patiënt ben, laat me koud. Elders in de sector is immers pijnlijk duidelijk geworden welke zorg je kunt verwachten, als ze je ineens cliënt gaan noemen.