natuur en milieu

Marjan Minnesma for President!

Tegenover het nageslacht hebben we een morele plicht tot optimisme. Maar pessimisten krijgen meestal gelijk. Ook al hoop je van niet. Ooit, in een jeugdige bui van filosofische overmoed, bekende ik me tot het pessimisme, wat ik deed uit optimisme. Het voordeel van pessimist zijn is dus dat je vaak gelijk krijgt. Ook al wil je helemaal niet betweterig overkomen. Feit is wel dat ik al op de vijfde klas van de lagere school een milieuactivist was. Al had ik, diep in de jaren zestig, nog nooit van dat woord gehoord. Het naburige DSM pompte gore lucht en stinkend afvalwater in onze leefomgeving. Uit protest schreef ik een protestversie op de melodie van het ‘Bronsgroen eikenhout’, en ik kreeg zelfs een deel van mijn klasgenootjes mee om dat te zingen op Koninginnedag, voor het bordes van het gemeentehuis.

Als je uitgelachen bent om dat beeld, bedenk dan even hoe lang de omwonenden van Tata Steel al bezig zijn om die grootvervuiler aan te pakken. Geknecht, want je bijt niet in de hand die je voedt. En hoe gemakkelijk de overheid, die ons moet beschermen, het zulke grootvervuilers maakt. Ze worden ook nog eens grif gesubsidieerd voor hun vervuilende en de ziekmakende activiteiten.

Tot zover de pessimist. De optimist zegt: maar kijk, langzaam begint het te verschuiven. Tata wordt aangepakt, Shell wordt aangepakt, ABP, andere molochen zullen volgen. (De landbouwsector is een ander verhaal, de meeste boeren zitten gevangen in een door gierige consumenten, supermarktketens en scheutige banken geschapen wurgsysteem).

Vandaar dat ik de mensen van Urgenda op de cover heb gezet. In hun midden de onvermoeibare Marjan Minnesma, die flink wat standbeelden verdient als het aan mij ligt. Urgenda gaat niet alleen naar de rechter, nee: ze verzamelen ook oplossingen. Zie Urgenda.nl. Maar lees eerst in dit praktijkkatern hoe jij, or-lid, zelf een begin van een verschil kunt maken. Want die positie heb je.


Foto: Chantal Bekker, Urgenda

Valappels – is gratis eten waardeloos?

Zodra ik de boomgaard rond de moestuinen binnenstap verwelkomt de geur mij. Ik loop rond en raap valappels. Wespen zoemen laag over de grond. Ik raap sterappels zoals ik ze plukte in de boomgaard van mijn opa. Notarisappel, zoete bloemé, goudrenet schone van Boskoop, dubbele bellefleur, Groninger kroon. Zoals ik de geuren adem proef ik de namen. Mijn emmer is snel vol. Hij is te klein en de bomen hangen nog vol. Ik kan mijn voet nergens zetten zonder een appel te pletten.

Veel valappels hebben kleine butsen of donkere plekken, gaatjes van wormen of wespen. Maar het meeste vruchtvlees kun je nog prima eten. Ik schil er een en hoef nog geen achtste weg te gooien. Een volle complexe smaak vloeit over mijn tong. Ik sleep ze mee naar huis, omdat ik van appels hou en van wat je ervan kan maken, maar ook omdat ze hier anders liggen te verrotten. Hoe kan dat? Waar zijn de andere tuinders? Slepen zij ook tassen vol mee naar huis, om er sap van te persen, ze uit de hand te eten, appelmoes te maken of compote of appeltaart? Of houden ze niet van appels?

De winkelschappen liggen vol exemplaren die glimmen van de was en goedkoop zijn ze niet. Toen er vorig jaar amper appels waren – onze boomgaard droeg vrijwel niks – klaagde iedereen. En nu de oogst weer overvloedig is laten we ze liggen. Zo zonde.
En ook vreemd vind ik dat. Is gratis voedsel waardeloos?

Niet alleen op ons tuinencomplex gaat het zo. Thuis om de hoek staat ook een klassieke sterappelboom. De vuurrode appels vallen op de grond en niemand die de moeite lijkt te nemen ze te rapen of te plukken. Terwijl het heerlijke appels zijn. In de huizen bij die boom wonen ook arme mensen. Houden zij toevallig niet van appels? Of is vers fruit te lastig? Vinden ze het vernederend ze te rapen? Misschien worden er steeds minder appels gegeten. Het raakt me op een manier die mijzelf verrast. Het lijkt iets kleins, de appel die in de vergetelheid raakt. Maar vertel dat maar eens aan Eva.Wanneer-zijn-appels-klaar-om-te-plukken

Ga naar de bovenkant