redactie

De keten van generaties

PaJanssenbinnenlachend

Ik passeerde een voormalig bejaardentehuis. Een vitale oudere man was in de voortuin in de weer met een kuip waarin hij zand en water mengde. Een jongeman van ergens in de 20 knielde op de stoep met een plank, een waterpas en een stapel bakstenen. Tussen twee rechtopstaande paaltjes hadden ze een touw strakgespannen, ertussenin werd een muurtje gemetseld. Beide mannen, grootvader en kleinzoon ongetwijfeld, straalden de plezierige opwinding uit die je voelt wanneer je bezig bent samen een mooie klus te klaren. En misschien nog meer doordat zíj dit deden, met zijn twee: een activiteit geladen door de bloedband.

Ik geef toe dat het tafereel mij ontroerde. Niet alleen omdat ik dacht aan hoe mijn vader, alweer bijna 33 jaar niet meer onder ons, mij in mijn jeugd leerde hoe je een stuk hout recht afzaagt. En hoe hij zijn kennis en kunde nooit aan mijn kinderen, zijn laatste kleinkinderen, heeft kunnen overdragen. Bovenop dit persoonlijke element ontroerde mij het universele ritueel dat hier plaatsvond: kennis overdragen, van de oudere generatie op de jongere.

In de dagen erna bleef ik aan mijn vader denken.

De opkomende herfst zette de afgelopen zomer bij als herinnering aan een even indrukwekkende als onheilspellende reeks weer- en klimaatrecords. Een seizoen van schier eindeloze zonneschijn, droogte en aardbevingen.

De zomer van 1985 was van een ander kaliber. In plaats van op vakantie te gaan met vrienden, bleef ik een paar weken in Stein hangen. Eerlijk gezegd durfde ik mijn vader niet goed alleen te laten. Enkele maanden ervoor was zijn bedrijf failliet verklaard en de inboedel compleet leeg getrokken. Het was een dreun die Pa niet meer te boven leek te komen. De neergang van zijn bedrijf was ingezet met een reeks hartinfarcten, waardoor hij na verloop van tijd de bedrijfsleiding moest overdragen aan een van mijn broers die niet op die taak was voorbereid. Er was geen tijd geweest om dat stokje over te dragen. Het zweefde in de lucht toen het Pa uithanden schoot en iemand moest het opvangen.

En nu was het bedrijf er niet meer, door een noodlottige samenloop van omstandigheden, wurgcontracten, scheeflopende planningen en semi-louche onderaannemersconstructies. Zijn bedrijf was een van een dozijn uitvoerders die het loodje legden; de twee grote aannemers verdeelden het geld. Toen ik afgelopen weekend langs het Provinciehuis in Maastricht liep, schoot die onfrisse geschiedenis me weer te binnen. Want de bouw van dat project was de strop die vele kleine bouwbedrijven indertijd de kop kostte.

Bij mijn vader moeten we dat helaas letterlijk opvatten. Ik kon hem niet bereiken, die zomer dat ik bij hem in de buurt probeerde te zijn en de tijd verdreef met het lezen van De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera. Mijn broers en zussen en mijn moeder lukte dat evenmin. Wisten wij veel dat een depressie gebruikelijk is voor mensen die een hartinfarct hebben gehad. Dat hakt erin, je basale vertrouwen in je lichamelijke functies is totaal zoek. We zagen Pa ineenkrimpen en doorschijnend, vrijwel onzichtbaar worden terwijl hij zich maar bleef hullen in wolken van rook. Ook al wist hij dat hij daar niet beter van zou worden.
Hij zag enorm op tegen de winter. Op een ochtend eind oktober dat jaar maakte hij een eind aan zijn leven. In de kelder van het huis dat hij grotendeels eigenhandig bouwde, vond mijn broer zijn lichaam.

Ik heb hem dat later verweten: waarom hij zich niet liet behandelen, waarom hij niet naar de dokter ging en om antidepressiva vroeg of een behandeling van de psycholoog. Allemaal misplaatste trots en burgerlijk conformisme, dacht ik lange tijd.

Maar de afgelopen weken daagde mij een deel van zijn perspectief. Elf jaar voor zijn eigen dood verloor hij een zoon aan een bizar ongeluk. De zoon die hij tevergeefs probeerde klaar te stomen voor een plek in zijn bedrijf. Twee jaar later kwam zijn eerste en enige kleinzoon om bij een aanrijding door een dronken automobilist. Dit waren harde slagen die zijn geestelijke flexibiliteit aantastten. Hij had geen tijd voor verwerking maar moest door, met werken, het bedrijf draaiende houden om in het onderhoud van zijn aangeslagen gezin te voorzien. Dit maakte dat hij verstarde. Hij werd een broze, kwetsbare man. De hartinfarcten, mede veroorzaakt door de pakken ongefilterde sigaretten die hij er dagelijks doorheen blies om zijn zorgen af te leiden, duwden hem over de rand. En de teloorgang van zijn bedrijf verhinderde hem om weer overeind te krabbelen.

Heel deze tragische, onontkoombare reeks gebeurtenissen en tegenslagen maakten dat mijn drie dochters hun opa van mijn kant nooit hebben leren kennen. Dat hij zijn kennis en levenswijsheid nooit direct aan hen heeft kunnen overdragen. Niet zijn trots of zijn dood die ik lang voor egocentrisch aanzag.
Gelukkig hebben mijn dochters hun oma nog.

Solide schouders

Bakkerij Koopmans uit Tubbergen en Almelo, zie de coverfoto van deze editie, bestaat sinds begin dit jaar 200 jaar. Het familiebedrijf kreeg ter gelegenheid van zijn 200-jarig bestaan de eretitel ‘Hofleverancier’ opgespeld. Vorig jaar won hun patissier Patrick de Vries de Dutch Pastry Award, een soort Gouden Kalf voor Nederlandse bakkers van zoetigheid. Ik citeer de website van Koopmans: “Met zijn desserttaartje en showstuk, beiden geheel in ‘Transformers-stijl’, wist hij de andere kandidaten achter zich te laten.” De site vervolgt:
“Patrick mag zich nu de Beste patissier van Nederland noemen en het nieuwe aspirant lid van het Nederlands Patisserie team. Het is de tweede keer dat de getalenteerde patissier eerste wordt bij bakwedstrijden. Al eerder won hij namelijk de Gouden Gard, een andere Nederlandse patisserieprijs.”
Patrick is natuurlijk een ‘kanjer’, zoals Annemiek in een commentaar post. En die kanjer werkt gewoon bij een familiebedrijf, dat van vader op zoon/dochter is doorgegeven.

Ik vind dat mooi. Leve het mkb, de solide schouders onder de Nederlandse welvaart.
Er wordt weleens geschamperd dat Nederland een belastingparadijs is. Maar dat is het niet voor de mkb’er, noch voor de zzp’er. Nederland, nee, laat ik het preciezer zeggen: dit derde door de VVD gedomineerde kabinet is niet bepaald lief voor de kleinere broeders, de hardwerkende Nederlanders waar ze zo hun mond vol van hebben. Die buffelen toch wel door en betalen hun belasting, en zo niet, dan heeft de fiscus ze makkelijk bij de ballen. Nee, waar die gestropte Haagse gasten wél aardig voor zijn, dat zijn de multinationals. Die betalen doorgaans nog geen fractie van het percentage dat jij en ik afdragen. Als klap op de vuurpijl wordt de dividendbelasting afgeschaft, tegen elk advies van het CBS en tal van andere economen in. Vindt iemand het vreemd dat de meeste VVD’ers na hun politieke loopbaan bij zo’n multinational gaan werken? Ik niet.
Veel opinie in dit nummer, zelfs een aanzet tot wat ik hoop dat een mooie polemiek kan worden. Maar ook weer panklare kennis, en praktijkvoorbeelden. Volg ons daarom vooral ook op ornet.nl.

COVERfotoKoopmans

Dreumes zonder schoenen op de trap

Een stralende woensdagmiddag begin februari. Ik had boodschappen gedaan en besloot langs een andere weg terug te lopen, in de zon. Bijna aan het eind van het winkelcentrum stond een jonge vrouw met kinderwagen te kijken naar de stenen trap die daar omhoog leidt naar de woonhuizen boven de winkels.

– Mag ik u iets vragen? Er zit daar een kindje op de trap, nog heel klein, zonder schoenen aan. En ik zie nergens een moeder of ouder. Dat kind kunnen we daar niet laten zitten, toch? Maar ik kan mijn eigen kinderen niet alleen laten. Dus misschien kunt u helpen.

Halverwege op de steile en koude betonnen trap zat een dreumes met een snotneus en blonde haartjes. Ze droeg een roze truitje maar geen jas. De sokjes half uit. Ondanks de zon reikte het kwik maar een paar graden boven nul.

Zonder jas en schoenen moest ze ergens uit de buurt komen.

– Dat is inderdaad raar dat dit kind daar zomaar zit, we moeten de moeder even zoeken of kijken wat er aan de hand is, zei ik.

– Ik wil wel even op uw boodschappen passen, bevestigde de vrouw. Ze was een zeer mooie en verzorgde jonge moeder. Intelligente ogen, lichtbruine huid en zwart haar, en twee prachtige kindjes in de wandelwagen, een baby en een jongetje van ruim twee.

Ik ging op de trap naast de dreumes zitten, die me argwanend bekeek. Rustig vroeg ik of ze wist waar haar moeder was, of ze misschien daarboven woonde, of ze het niet koud had. Het kind zei boe noch bah. Het kon duidelijk nog niet spreken. Ik vroeg of ik haar handjes even mocht aanraken om te voelen of ze het niet heel koud had, maar ze trok haar handje terug. Ze keek me strak aan met haar blauwe oogjes. Ik tastte voorzichtig nog eens, de handjes waren koud maar niet steenkoud, dus ze zat hier vermoedelijk nog niet zo lang. Ik vroeg of ik haar mocht optillen. Ze reageerde niet maar bleef me geconcentreerd fixeren, dus tilde ik haar voorzichtig op.

– Ik loop met je naar boven om te kijken of we je huis vinden.

Een van eerste huizen boven zag er een beetje uit als een kinderopvang. Ik zag kinderen achter een raam, de overige ramen waren afgeplakt met plastic. De deurbel gaf geen gehoor. Een huis verder – de nummering maakte een sprong – belde ik aan maar ook zonder resultaat. Terug naar het eerste huis, daar stond een damesfiets met een kinderzitje achterop. Opnieuw aangebeld, geen reactie. Ik liep een rondje met het meisje op de arm, niemand te zien. Ze leek al iets meer op haar gemak. Dan maar met de brievenbus geklepperd. Kinderstemmen klonken achter de voordeur. Ik klopte en riep of ze wilden opendoen. Twee kinderen van pakweg drie en vijf deden open, het jongetje en het meisje die ik daarvoor achter het raam had gezien. Ze keken beurtelings naar mij en de dreumes op mijn arm. Is jullie moeder thuis, vroeg ik. Het jongetje, duidelijk de bijdehandste, zei ja.

– Wil je haar even roepen?

Het meisje riep haar mama maar er kwam niemand. Kennen jullie dit meisje? Dat is ons zusje! Ik zei dat ik haar helemaal alleen op de trap had gevonden. Hebben jullie haar niet gemist? Die vraag kwam niet aan maar het jongetje zei, medelevend: ze was helemaal alleen! Ik vroeg of ze hun moeder nog eens riepen, wat ze deden. Maar er kwam niemand, ook geen reactie. De dreumes reikte naar haar broer en zus en ik zette het kind tussen hen in op de grond. Ik vroeg of ze goed wilden opletten dat ze niet nog eens zou weglopen. De kinderen knikten begrijpend, zwaaiden naar me en deden de voordeur dicht. Het jongetje deed het gordijn opzij en zwaaide nogmaals.

Onderaan de trap wachtte de bezorgde jonge vrouw met haar kinderwagen. Ik bracht verslag uit. We vonden het eigenaardig dat niemand dat kleintje had gemist, dat zich geen ouder had vertoond. Misschien was er iets met de moeder. Ik had niet ongevraagd bij die mensen naar binnen kunnen stappen? De jonge vrouw stelde voor dat we het voorval meldden bij het Buurtteam vlakbij, hetgeen we deden. Daar zou men, zo werd gezegd, bij de wijkagent checken of het gezin bekend was.

We bekeken het balkon dat bij het huis moest horen. Er stonden wat ruwe planken scheef overeind, in een hoek hing een plastic zeil zonder duidelijke functie. De vrouw en ik bedankten elkaar. We moeten toch een beetje naar elkaar omkijken, vond zij; zeker als je zelf kinderen hebt spreekt dat vanzelf. Ik gaf haar gelijk en roemde haar oplettendheid, pakte mijn boodschappen op en liep naar huis. Onderweg bekropen me twijfels. Wat als de moeder misschien ziek was, een huiselijk ongeluk had gehad, of dronken was of op andere wijze ontoerekeningsvatbaar? Waarom had ik niet even doorgevraagd bij die kinderen? Waren ze wel veilig daar? Waarom had ik met de oplettende jonge vrouw geen naam en adres uitgewisseld? En zo verder.

Ik moest er maar op vertrouwen dat het goed kwam. De vrouw en ik hadden redelijk adequaat gehandeld, en ik was ten slotte niet mijn broeders hoeder.

Het eerste wijkgezondheidscentrum

Soms lopen verschillende bezigheden en belangstellingen mooi in elkaar over. Zo wandelde ik afgelopen week onder leiding van historicus Maarten Brinkman door Lunetten, de wijk aan de zuidrand van Utrecht waar ik tot mijn stijgende verbazing al twintig jaar woon. Een verslag van de wandeling zal verschijnen in het zomernummer van Hallo! Lunetten, het wijkmagazine waaraan ik meewerk. Door Lunetten wandelen met gids Brinkman verandert je kijk op deze moeder aller vinexen voorgoed. Alles was hier bij aanvang experiment en inspraak, vertelt Maarten. Het waren de jaren zeventig. Een van die – geslaagde – experimenten was het wijkgezondheidscentrum, opgezet door onder meer huisarts Gijs Appelman. In 1978 was dat nog zonder precedent: huisartsen, tandartsen en paramedici onder één dak bijeen. Met onderling overleg en intervisie. Nu zie je bijna niet anders meer en beginnen de solodokters zo’n beetje uit te sterven.

Voor Onder doktoren, luisteren naar de huisarts spraken we een van de pioniers van geïntegreerde gezondheidscentra in Almere, Nico van Duijn. Maar ook overtuigde solisten komen uitgebreid aan het woord in ons boek. De eerste huisarts die ik in dit verband sprak, mede om de stellingen te toetsen die we zijn collega-artsen later zouden voorleggen, was mijn eigen oud-huisarts Dré Stark. Hij was al snel een vitaal onderdeel van het eerste gezondheidscentrum van Nederland.
Dat staat dus gewoon in onze wijk. Aanvankelijk was het gevestigd in drie woonhuizen, Vogezen 7  t/m 11. (In een van die huizen hebben mijn dochters en ik nog pianoles gehad.) Het huidige pand kwam hare majesteit Koningin Beatrix in 1990 hoogstpersoonlijk openen. Hoe Appelman en de zijnen dat voor elkaar hadden gekregen, weet zelfs Maarten Brinkman niet.

Hieronder staan we bij het Wijkgezondheidscentrum Lunetten aan de Oeral. Links Elles Rozing, hoofdredacteur Hallo! Lunetten, midden Maarten Brinkman. Foto: Sylvia Jansen

gezondheidscentrum historie

Oud & nieuw: doktersboek en hoofdredactie

Wat was 2016 jaar voor een jaar? Een rampjaar, hoor ik zeggen. Aleppo, aanslagen, klimaat, populisten, groeiende kloven. Ze gaan ons aan het hart, maar u heeft mij niet nodig om er mismoedig van te worden. Hier kijk ik terug op mijn jaar en ik beperk me tot het gebied van werk.

Boek uit!

En ik kan gelukkig zeggen: het was een zeer vruchtbaar jaar voor mij. Drie jaar werk en stug volhouden wordt eindelijk beloond: in januari verschijnt het boek Onder doktoren – luisteren naar de huisarts, dat ik met Paul Peijnenburg schreef, bij uitgeverij De Tijdstroom in Utrecht. Hoogleraar huisartsen- en ouderengeneeskunde Henriëtte van der Horst neemt het eerste exemplaar in ontvangst van het boek waarover ze onder meer schreef:

‘Gepassioneerd en genuanceerd praten jonge en ervaren huisartsen, eenpitters en HOED-ers, plattelandsdokters en grote stadsartsen over wat hen bezighoudt, boeit en zorgen baart in hun vak. Het levert een gevarieerd en boeiend beeld op …’ (etc.)

Afgelopen jaar verschenen er verder vele stukken van mij in vertrouwde én in voor mij nieuwe bladen en media, altijd leuk.

Pedagogisch materiaal en patiëntinformatie

De tomeloze creativiteit van kleine kinderen kun je kanaliseren, bijvoorbeeld door ze te laten experimenteren met afgedankte materialen. Begin je eigen creatief recyclecentrum! In het voorjaar schreef ik erover Kiddo, vakblad voor pedagogisch medewerkers, in opdracht van het ROC Midden Nederland.

Er ging trouwens ook wel iets mis. Een fusieproduct van een half dozijn oogziekenhuizen leek een veelbelovende nieuwe opdrachtgever. Vol goede moed begon ik aan een reeks folders met patiëntinformatie. Maar intern strandden mijn tekstvoorstellen op gebrek aan consensus over inhoud en de geëigende toon.

Civiele Techniek

Gelukkig begroette ik ook nieuwe klanten met wie het direct boterde. Neem Movares. Ik ontmoette er louter prettige professionals. Hun hoofdkantoor ligt vlakbij het pas heropende, vergrote en gemoderniseerde Utrecht Centraal. Advies- en ingenieursbureau Movares had een groot bouwkundig aandeel in deze megaklus. Dankzij hun slimme ingenieurs ging een wereld voor me open, van trillingsonderzoek en bouwontwerp tot installaties en spoorontvlechting, en van vistrappen tot duurzame havenaanleg. Ik leverde tekstwerk voor hun website en personeelsmagazine en maakte mijn debuut in het stoere vakblad Civiele Techniek.

 OfU-animatie en Hovenier Dassen

Later in het jaar kwamen er andere bedrijven op mijn pad. Voor Hovenier Dassen bouw ik met Hans Smeijsters van Grifontwerp

[link] een website. Met Tupilac Studio redigeerde ik een voice-overtekstje voor een animatie over Ondernemersfonds Utrecht: elk woord op een goudschaaltje.

B, Hallo!

Oude klanten bleven trouw mijn diensten inschakelen. Zoals het mooie en urgente magazine B van de Borstkankervereniging, waarvan ik sinds het eerste nummer geen gemist heb met een of meer bijdragen. Moeilijk soms maar altijd dankbaar werk.

Van een geheel andere orde is de Hallo! Lunetten, een positief gestemd wijkmagazine dat buurtgenoten verbindt. Met een team vrijwilligers maakten we vier frisse uitgaven van ons eigen, huis-aan-huis verspreide wijkmagazine. Het eerste nummer van dit nieuwe jaar mocht ik leiden als mede-eind- en gasthoofdredacteur.

Hoofdredacteur

Aan OR Informatie werk ik sinds 2004 mee. Nog in dienst van Derix*Hamerslag hadden we het complete blad zelfs een tijd in beheer. Later keerde het terug in de schoot van Kluwer, waarna Vakmedianet het overnam. Hoofdredacteur Marion Winnink stond tien jaar aan het roer. Al die tijd hebben we plezierig samengewerkt, en vaak droeg ik eigen artikelideeën aan. Eind december droeg ze me voor als haar opvolger. Het klikte met uitgever Roel van Rijk, en vanaf nummer 1-2 van jaargang 2017 mag ik me de nieuwe hoofdredacteur noemen. Tot eind mei, want daarna wordt de uitkomst duidelijk van allerlei verschuivingen, fusies en overnames die eraan komen.

 

Website haptotherapeute Tineke Kolvenbach

Haptotherapeute Tineke Kolvenbach wilde een nieuwe website. Een die voldoet aan de eisen van deze tijd en die toch dicht bij haar professionele persoonlijkheid staat en bij de intieme aard van haar praktijk. Ik boog me over de structuur, redigeerde de teksten die ik her en der inkortte en waar nodig herschreef, en voegde enkele oneliners toe. Tineke is dik tevreden over het resultaat, ik ook. Zie:

http://tinekekolvenbach.nl/

Schermafdruk 2015-07-02 14.26.23

Het Mezzo-model

Eindredactie webtekst en downloadbare pdf

Mezzo is de landelijke vereniging die opkomt voor mantelzorgers en andere zorgvrijwilligers. Het Mezzo-model – samenwerken voor de informele zorg – is ontwikkeld als een servicemiddel voor zorgaanbieders, gemeenten, organisaties voor de informele zorg en belangenbehartigers. Hoe kunnen zij hun zorg en dienstverlening zo goed mogelijk afstemmen op de situatie van de mantelzorgers en de zorgvrager? Ik mocht meedenken over de structuur en voerde de eindredactie.

Naar www.mezzo.nl

Ga naar de bovenkant