tekst-blog

Cosmea

Cosmea

Tegen de beelden verdoemde feiten

van alweer een nieuwe oorlog

vraagt mijn euvel oog de troost

van een bloem, de tweekleurige

wit-roze cosmea dient zich aan en

 

in haar naam draagt zij de hele

kosmos, waarom als dit al bestaat

dan ook dat – stof, puin, scherven,

rook, as, staal, sterven, bloed, stof –

sluit zij de krant buiten en in

 

 

 

JJ 9 oktober ‘23

Wormmaan (of windmaan)

Volle maan in maart wordt van oudsher ‘wormmaan’ genoemd, of ook ‘windmaan’. Zo las ik in de onvolprezen tuinscheurkalender van Paul Geerts en Romke van de Kaa. Rond die vollemaantijd komen de wormen uit de grond en het kan ook flink waaien, aldus de etymologie.

Dus liep ik op een avond onder de stralende maan met die fascinerende benamingen in mijn hoofd en al lopend vormden zich zinnetjes. Die zinnetjes schikten zich tot dit gedicht, hoe moet ik het anders noemen.

Allan noemde me al een ‘weerwolf’, waar ik me best in kan vinden. Maar het gedicht blijkt toch vooral een in memoriam.

 

En toen – leeservaringen

(Update 8 Borsthonger)

 

De meeste bestellers (niet te verwarren met bestsellers) van mijn roman hebben hun exemplaar inmiddels ontvangen, en anders is het onderweg. Ik heb stad en land afgereisd met een doos boeken onder mijn arm en ze her en der mogen afleveren, wat steeds weer nieuwe montere ervaringen opleverde. Bijzonder persoonlijk.

Deze week wordt vanuit ons logistiek centrum Westfalen de rest van de bestellingen verwerkt en per pakketpost (DHL) verstuurd. Meestal is het dan binnen een dag binnen. Heb je komende week nog steeds niets ontvangen, meld dat dan even.

Waar ik intussen naar uitkijk en wat ik tegelijk ietwat vrees, dat zijn de leeservaringen. Tweede meelezer Allan is inmiddels aan zijn derde lezing bezig, opnieuw met veel plezier. Hij moest ook wel, want na zijn voorlaatste lezing heb ik een geheel nieuw einde toegevoegd. Als je het mij vraagt is dat laatste hoofdstuk ook meteen het mooiste – maar alleen wanneer je de voorafgaande 56 hoofdstukken ook hebt gelezen.

Op goede vrijdag ontmoette ik vormgever Edwin op het stationsplein in Nijmegen om hem zijn exemplaren te overhandigen. Op dat moment besefte ik dat hij in wezen de eerste complete lezer is – van de nu gedrukte versie. En hij gooide er spontaan een gesproken recensie uit. Die Daniël, zo zei Edwin, daar had hij tijdens het lezen een groeiende hekel aan gekregen. Met zijn gebazel en zijn seks. Maar er was iets dat hem dwong door te lezen, het verhaal groeide en kreeg hem vaster in zijn greep, hij kreeg begrip voor Daniël. ‘En uiteindelijk veegde je met een groot gebaar al die lijnen bijeen en begreep ik waarom ik alles wat vooraf ging had moeten lezen om hier uit te komen, bij dit toch wel aangrijpende einde.’
(Ik hoop dat ik je goed parafraseer, Edwin.)

Toen deze lezer mijn hoofdpersoon onsympathiek noemde, was dat een stomp in mijn maag. Dat verraste mij, en had dat misschien niet hoeven doen. Toen hij verder vertelde dat hij gaandeweg begrip voor Daniël kreeg, knapte ik navenant op. Zo werkt dat dus, blijkbaar.

Ik kreeg ook al andere reacties. Zoals van mijn jongste dochter die er al een tijd met plezier in bezig is en mijn stijl mooi vindt. Dat doet een vaderhart deugd. Een andere lezeres, meer van mijn leeftijd begon enorm enthousiast, maar het werd haar op zeker moment te veel. Want: al dat vlees, en waar ging dat heen? Ik antwoordde geloof ik dat ik van omwegen houd; rechte wegen zijn saai. Haar probeer ik terug te winnen als lezer. Misschien stuur ik wel een synopsis.
Dit is hopelijk nog maar het begin. Leeservaringen welkom!

(Praktisch: sinds kort is Borsthonger ook in de winkel te koop. Vooralsnog alleen in de Bruna van Utrecht Lunetten, aan de officiële prijs van €23,99. Later hoop ik meer verkooppunten te kunnen melden.)

Campagne ‘Borsthonger’ geslaagd! Enkele updates

 

[update 3:]

Lou Reed ontmoet Francis Bacon

Lou Reed zei een keer over zijn album ‘New York’ (1989, zijn meest samenhangende en constante soloplaat) dat je het kon lezen zoals je een roman leest. De nummers zijn daarin de verschillende hoofdstukken.

Ik dacht hieraan toen ik las wat Wilmie Geurtjens (op de site van de UCK, https://www.communicatiekring.nl/k/n119/news/view/6640/1602/borsthonger-geen-boek-voor-luie-lezers.html) mij had ontlokt, namelijk de uitspraak dat Borsthonger geen roman is voor luie lezers. Later nuanceerde ik dat in: maar wel voor langzame lezers.  Maar ook dat is niet de hele waarheid. Net zoals rocker Reed zijn langspeelplaat vol liedjes vergelijkt met een roman vol hoofdstukken, kun je ook het omgekeerde doen. Namelijk een boek vergelijken met een muziekstuk.

Tijdens het schrijven van deze roman was ik mij er geregeld van bewust dat ik te werk ging zoals componisten doen: je schept een compositie, die bestaat uit een opeenvolging van allerlei stukken die verschillen in sfeer, tempo, ritme, toonsoort, thematiek enzovoort. Tussen die stukken bestaan contrasten die maken dat je genoeg variatie ervaart, maar ook verbanden die ervoor zorgen dat je de grote lijn niet uit het oog verliest. Soms probeer ik tot het randje te gaan met het oprekken van de ruimte tussen die verbanden. Andere keren herhaal ik juist bepaalde scènes, handelingen of thema’s om ze steeds vanuit een iets ander perspectief te tonen. Dat perspectief verandert door de handelingen of scènes die je intussen hebt gelezen.

Dit alles nuanceert ook de toepasselijkheid van het citaat van Bacon (1625), zie de foto. Het is namelijk niet zo dat dit boek geschreven is of gelezen wordt in één tempo, in één ritme of toonsoort. Daarin zit juist variatie. Elke lezer leest zoals hij dat gewend is. Maar ik kan wel alvast verklappen dat waar het lezen van de eerste delen sterk lijkt op het verzamelen van scherven, en het verhaal soms nogal meandert en daarmee uitnodigt tot traag lezen, proeven – dat er in deel drie een misschien onverwachte vaart in komt die naar het slot blijft toenemen.

[update 4:]

Naar de drukker

Ruim een week voor het verstrijken van deze campagne hebben we de 120 procent gepasseerd! Ik sprak er deze week nog met een vriend over: het is een kunst om hulp te vragen – en vervolgens ook te ontvangen. Dankzij jullie begin ik het te leren. Nu is dat wel een stuk makkelijker omdat er iets tegenover staat – in de meeste gevallen dan. Er zijn ook 18 mensen die dit project puur met een gift ondersteunen en er niets voor terugverlangen. Maar de overige 103 deelnemers (ik vind ‘donateurs’ in dit verband een verkeerd woord) krijgen er een boek van ruim 340 pagina’s voor terug, dat hopelijk ook voor een memorabele leeservaring zorgt.

Het is een enerverend gebeuren, zeker als je het nooit eerder gedaan hebt voor een eigen zaak: zo’n campagne voeren als hier op de site van Voordekunst. Met enerverend bedoel ik: opwekkend, verrassend en (in)spannend tegelijk. Ik word goed begeleid en krijg leuke en meestal handzame tips van het Voordekunst-team. Als ik vragen heb is er binnen een paar uren een uitgebreid antwoord.

Maar het mooist zijn toch de vele reacties, die opbeurend en vaak zelfs hartverwarmend zijn. Veel mensen bestellen een boek zonder een reactie te geven en dan kan de naam die ik erbij lees al hartverwarmend zijn, bijvoorbeeld omdat ik diegene meer dan tien jaar niet meer in het echt heb gesproken. Of omdat ik iemand juist pas kort ken en het me verbaast hoezeer me dit blijkbaar wordt gegund. Dit alles maakt dat ik vrolijker en emotioneler ben dan anders. Het leven krijgt wat meer glans, de aanbrekende lente ondergaat een soort intensivering – en dat ondanks de oorlog die in het oosten van Europa woedt. Daarbij valt alles in het niet.

Maar zoveel zinloze vernietiging moet vooral geen reden zijn om de kunst en de cultuur de rug toe te keren. Integendeel. Die heeft een grens-overstijgende, verbindende werking omdat hij universele menselijke gevoelens tot uitdrukking brengt, zoals de Oekraïens-Russische dirigent Vasily Petrenko een week geleden zei in de grote zaal van Vredenburg. Na zijn roerende speech vuurde hij het honderdkoppige Radio Filharmonisch Orkest aan tot een werkelijk verpletterende uitvoering van de Sacre du Printemps. Uit 1913, dit meesterwerk, en nog even stomend en dampend van leven als de lente zelf.

Zo kom ik opnieuw op wat het luisteren naar muziek en het lezen van een boek gemeen hebben. Als de maker er zijn of haar ziel in legt en het lukt om deze over te brengen op de lezer, dan gebeurt er iets dat we gerust magisch mogen noemen. Dat is het proces van de menselijke verbeeldingskracht. De woorden die je leest, de klanken waar je naar luistert tillen je op en voeren je mee naar een andere wereld, een wereld die even uniek is als jijzelf bent en die je desondanks deelt met iedereen die het werk ook leest, luistert, ondergaat en daarmee herschept. Dat is meer dan alleen wat afleiding uit de dagelijkse werkelijkheid. Dat is je bestaan ervaren, tussen de mensen en als onderdeel van de natuur. Grote woorden misschien, maar dat moet dan maar even. Ik hoop dat mijn lezers straks, na 4 april, in elk geval iets uit die stroom verhalen uit dit boek tot leven kan wekken dankzij het wonder van die gedeelde verbeeldingskracht.

Gisteren, op 18 maart heeft vormgever Edwin de proef naar de drukker gestuurd. Begin april komen de dozen deze kant op.

[update 5:]

Die titel

Op de voorlaatste dag van deze campagne staat de teller op 131%. Een prachtig resultaat dat mijn verwachtingen overtreft. Ik word er bijna verlegen van. Dat zou terecht zijn als ik niets te bieden had en dat heb ik gelukkig wel: Borsthonger, een reis van 345 pagina’s in vier delen die samen 57 hoofdstukken tellen. Ik kan niet wachten om het eerste exemplaar in handen te krijgen. Dat komt binnen op vrijdag 1 april, zonder grappen. Al blijft de officiële dag van verschijnen 4 april, de vierde van de vierde, al was het maar omdat het verhaal ook speelt op deze datum, ergens rond het jaar tien van deze eeuw.

Even over die titel. De reacties die ik erop krijg zijn wisselend. ‘Fascinerend’, hoor ik geregeld, en ‘intrigerend’, wat bijna hetzelfde is. Een echte oud-vakbondsman vroeg me: ‘Vind je mij een klein mager mannetje?’ Niet bepaald, zei ik, je bent een grote stevige kerel. ‘Toch zeiden ze dat tegen mij toen ik jong was’, ging hij verder, ‘dat ik een klein mager mannetje zou blijven. Omdat ik geen borstvoeding heb gekregen van mijn moeder. Daar heb ik een leven lang borsthonger aan overgehouden!’

Een mooie ontboezeming, om in jargon te blijven. Een buurvrouw die graag leest had geaarzeld voordat ze intekende op mijn boek. ‘Het kwam door die titel. Daar had ik moeite mee.’ Op mijn vraag of ze die weerzin nader kon beschrijven, liet ze haar tanden zien en maakte een klauwende beweging met haar handen. ‘Borst-hónger, dat klinkt nogal hebberig, agressief. Ik krijg daar een naar gevoel bij.’

Eerder had een vriendin het boek geïntroduceerd in haar leesclubje. Het voorstel sloeg niet aan. Allemaal vrouwelijk lezers, en dat is veelzeggend. Want toen ik vroeg waarom het hen niet aansprak, was het antwoord: het leek hen een echt mannenboek. En dat komt deels door die titel.

Ik geef toe dat ik een beetje gekwetst was door die uitleg. Ik kreeg de neiging om in de verdediging te schieten, om deze roman te verdedigen tegen dit snelle oordeel. Maar even later besefte ik ook dat ik dit zelf in de hand had gewerkt. Door de flaptekst, de beginhoofdstukken op mijn site, maar vooral door die titel.

Al jaren voordat het woord ’huidhonger’ in zwang kwam in verband met de recente pandemie kwam dit krachtige neologisme bovendrijven. Jarenlang bleef het staan boven mijn manuscript, tot zo’n jaar geleden. Ik werd er ineens zelf benauwd van. En ik veranderde de titel in ‘Daniëls borsthonger’. Terwijl ik aan de laatste revisie werkte liet ik dat zo staan. Een kantoorgenoot zag dat en riep verbaasd uit: ‘Wat, heb je de titel ineens gewijzigd? Waarom?’

Ik bekeek de nieuwe titel nog eens, en besefte dat het een afzwakking was; een concessie aan de ideeën waaruit dit verhaal is ontstaan. Ik schrapte de naam en kwam weer terug op het origineel.

Wie verder leest dan de beginhoofdstukken, komt er allengs achter dat dit boek weliswaar bewust uit het perspectief van een man is geschreven, maar tegelijkertijd allerminst een ‘mannenboek’ is. Door consequent te kiezen voor Daniëls optiek, komen de tekortkomingen van die mannelijke benadering des te duidelijker in beeld. Vooral omdat hij zo zijn best doet om zich te verplaatsen, om de vrouwen die hij kent en lief heeft te begrijpen. De vrouwen op hun beurt hebben er ook flink aan bijgedragen hem allerlei stereotypen in te prenten. Juist die wisselwerking, dat bevestigen en ontkennen, aantrekken en afstoten tussen de seksen (in dat decennium dat duidelijk nog voorafgaat aan de huidige era van gender-fluïditeit) en hoe hij zich daar stukje bij beetje van losweekt, dat is wat dit verhaal laat zien. De verschillende betekenissen onder dat nieuwe begrip ‘borsthonger’ komen een voor een tevoorschijn. De borst blijkt een enorm scala aan betekenissen en associaties te omvatten.

Lekker actueel ook, nog steeds, dat geworstel met borsten. Vandaag nog in Trouw, over Stella Bergsma:

https://www.trouw.nl/cultuur-media/stella-bergsma-laat-haar-tieten-spreken~ba9d4b44/

(Zie foto hierboven.)

 

[update 6:]

Succes – en verder

Afgelopen zondag (27 maart ’22) werd duidelijk dat 135 donateurs met ruim 140 donaties voor een uitkomst van 133% van mijn oorspronkelijk gestelde doel hebben gezorgd. Dat mag je best een succes noemen, en dat heb ik te danken aan jullie. Ook al vind ik ‘succes’ een lelijk woord dat ik niet zo snel met mij zelf in verband zal brengen. Maar ja, Voordekunst doet het op mijn campagnepagina, dus dan mogen wij het gerust ons succes noemen.

Overigens ben ik erg tevreden over Voordekunst en kan ik het iedereen aanbevelen die van plan is een fondswerving voor een artistiek product te beginnen.

Nu is het wachten op de boeken. Zijn ze in het echt even mooi als in de 3D-presentatie die ik van vormgever Edwin ontving? Zou er de juiste boekengeur aan kleven? Dat moeten we allemaal afwachten.

En als ze eenmaal binnen zijn krijg ik nog genoeg te doen. Voordekunst stuurde een excell-sheet met wie wat heeft gekocht, bij wie er iets in het boek geschreven moet worden, wie wat komt halen en wat ik naar wie moet opsturen. Dat ophalen moet ook gestroomlijnd want 42 mensen kozen daarvoor. En dan de rest inpakken en adresseren en posten. Plus nog wat lezingen inplannen. De eerste is voor mijn eigen broodfonds Meerwaarde, op 20 april. Ik ben al geschikte hoofdstukken aan het kiezen om voor te lezen voor verschillende soorten publiek.
En dan moet ik ook de rest van deze oplage nog aan de man brengen, minder dan de helft weliswaar, maar toch. Daarvoor ga ik naar boekhandels en een paar van mijn supporters doen dat ook. Spannend allemaal, maar ook lekker concreet.

En vervolgens afwachten of er reacties komen, en hoe die zullen luiden. Nog spannender. Het schrijven aan mijn volgende boek zal nog even op zich moeten laten wachten.

 

Fondswerving voor Borsthonger


Eindelijk, op deze prachtige palindroomdatum is het dan zover: vandaag is mijn campagne gestart voor de roman waar ik zolang aan werkte.
Er waren vrienden die zich afvroegen of het er ooit echt van zou komen. Grapjes werden gemaakt dat ik aan dit boek tot in lengte van dagen zou blijven sleutelen en het met me mee zou blijven zeulen zoals een huisjesslak zijn slakkenhuis.
Die grappen kunnen binnenkort in de prullenbak. Ik twijfel er niet aan of mijn geplande boek gaat straks genoeg stof opleveren voor nieuwe grappen.

Maar daarmee loop ik op de zaken vooruit. Eerst is er vanaf vandaag de campagne, via crowdfundingplatform Voordekunst. Hij loopt vanaf 22022022, tot 26 maart aanstaande.
Die campagne is nodig omdat het best wat kost tegenwoordig, in eigen beheer een boek uitbrengen. Het wordt een flinke pil van een kleine 350 pagina’s, en vormgever Edwin Smet heeft de formaten opgerekt om het ingepakte boek door de brievenbus te laten passen. Maar dan heb je ook wat.
Alhoewel, dat oordeel is aan de lezer. Die kan binnenkort, om precies te zijn vanaf 4 april wanneer het boek kan worden verspreid, gaan lezen. Daarna hoor ik uiteraard graag wat je ervan vindt.

Zover is het nog niet, ik ben nog bezig met de proefcontrole en volgende maand wordt het opmaakproces afgerond.
Maar jij kunt mij wel alvast op weg helpen zodat het gaat gebeuren. Kijk op mijn campagnepagina, maak een keuze, en doneer. Mijn dank is groot!

https://www.voordekunst.nl/projecten/13511-uitgave-van-mijn-roman-borsthonger-1

 

Spiderman in Utrecht

In het aardedonkere huis van vrienden in de Zuid-Franse Aveyron, droomde ik mijn eigen variant op de avonturen van Spiderman – de enige Marvel-held naar wie ik met plezier heb gekeken. Ik verkeerde in het gezelschap van een bekende Utrechtse dichter, een beminnelijke man die ik oppervlakkig ken, maar evengoed bewogen wij eensgezind en vloeiend langs de gevels. Toen ik in de totale stilte ontwaakte, bleef de combinatie van klanken in zijn naam resoneren met datgene wat ons aan die gevels had doen kleven: spinrag.
Ik kon niet anders dan het spel aangaan met deze klanken en beelden in mijn hoofd, daar in die zwarte nacht tussen de massieve muren. Totdat ik iets had gesmeed dat ik een gedicht wil noemen.

 

Spinrag

Ik hing met Ingmar H. samen

– hij mijn spinman

ik niet de zijne –

als spinrag aan de

met klimaf begroeide gevels

van het oude waterwingebouw

 

waar het peil achter de ramen

al klotsend steeg

een inham in de tijd

maar waar wij klimmende kwamen

koude stilte manend zweeg.

 

 

 

 

 

Afbeelding van macrotiff via Pixabay

Bach en pa

Bij DWDD werd een hommage gebracht aan de Goldbergvariaties van Bach. Drie pianisten van verschillende snit en generatie speelden de inleidende aria plus nog een variatie. Die variaties doen me steeds aan Cyril denken, de vriend van mijn jeugd die door zijn veel te jonge overlijden geen fouten meer aan de dag heeft kunnen leggen en daarmee een status verwierf die alleen maar onaantastbaarder wordt. We draaiden altijd de piano-uitvoering van Glenn Gould, ik vond het prachtig maar wel net een paar variaties te veel.

Terwijl de pianisten achter hun vleugels hun vertolkingen brachten, viel mijn oog op een beeltenis boven hun hoofden: het hoofd van Bach, een ander dan het schaarse portret dat op elke hoes staat. Hierop is hij iets jonger en kijkt schuin omhoog – precies mijn vader op de laatste foto die zus Tanya van hem maakte, alleen was Johan Sebastiaan wat dikker dan Willem Adriaan.

Zo zit ik nu, op een winderige maandagavond half februari, een week na de 60ste geboortedag van Cyril, te luisteren naar die opname uit een tijd toen ik nog niet eens geboren was. En verbaas me weer over de rijkdom aan muzikale ideeën. En over de vreemde draden die telkens zichtbaar worden tussen Cyril en mijn familie, eens via vermiste broer Hans en diens verloren jas met in de binnenzak mijn vaders brief, en nu weer in het klinken van de componist die zo op mijn vader blijkt te lijken.

Bachportretten

 

 

Pieta gaat verhuizen

De klap van een dichtgegooide voordeur dreunt door het huizenblok. En nog eens, en nog een keer. Even daarvoor een vrouwenstem: Goedemorgen Pieta, hoe gaat het vandaag? Zoals elke dag rond halfnegen sinds de buurvrouw tweemaal daags hulp krijgt van de thuiszorg. Het is zondag, een dag voor oudjaar. Over een kwartiertje zullen we die dreunende deur opnieuw horen als de thuiszorgmevrouw weggaat. Bij mijn weten komen er alleen vrouwen. Vrouwen met engelengeduld, omdat ze weten dat ze tegelijk optreden als engelen des doods. Want als de thuiszorgmensen eenmaal komen, liggen er nog twee mogelijkheden voor je open: verhuizen naar een verpleeghuis, of het pand verlaten tussen zes planken. Of, vooruit, als tussenweg, op een draagbaar van de ziekenwagen.

Pieta staat vooralsnog de eerste optie te wachten. Dat hoorden we – Louise en ik, haar buren aan de ene zijde – de afgelopen weken, toen we even gingen kijken hoe het met haar ging. Wij wonen een kleine 22 jaar naast Pieta. In maart wordt zij 92, mocht het niet al te snel bergafwaarts gaan. Zij woont hier als ik me niet vergis vanaf het begin van deze wijk, rond de veertig jaar dus. We hebben haar zien veranderen van een vriendelijke senior die mooi kon vertellen over haar tijd als verpleegster en hoofd OK in het Diakonessenziekenhuis, tot de kwetsbare, dementerende dame van nu. Dit verklaart ook waarom ze niet meer weet dat je de voordeur sluit door hem dicht te duwen en daarna pas de klink omhoog te draaien. Haar buurmannen van de andere kant, met wie ze amper contact heeft, gingen een keer klagen over dat gedreun en gegooi met die deuren. Ik denk dat ze zijn geschrokken van haar broze toestand.

Ik ging weleens bij haar langs, eens in de paar maanden. Louise ging veel vaker sinds zij haar eigen tante en moeder ten grave droeg. Nogal doof was Pieta zolang we haar kennen, wat voor ons vooral voordeel bood met drie opgroeiende meiden en een piano, veel muziekliefde en feestjes. Ze vroeg me weleens wie er nog allemaal thuis woonde, en hoe de jongste ook weer heette. Behalve wanneer ik op de oranje huiscrocs liep, maakte ze een compliment over mijn schoenen. Maar op zeker moment wist ze niet meer precies hoeveel kinderen wij hebben. En ging ze vragen stellen als: had je niet liever zonen gekregen?

Op den duur zagen we haar vaker voor het raam staan, bijvoorbeeld als we in of uit de auto stapten. Dan zwaaide ze vriendelijk. Een keer klaagde ze dat er nooit iemand voorbijkwam in die saaie straat. Maar dat voor het raam staan veranderde van karakter. Haar gezichtsuitdrukking, de waterige ogen ver opengesperd, kon ik onlangs alleen nog als ‘verbijsterd’ omschrijven. Ze werd buiten voor de deur aangetroffen met haar jas aan, wachtend tot ze werd opgehaald om naar de kerk te gaan, wat ze al jaren niet meer doet. Haar halfzus Coby kwam ons eens geschrokken halen toen Pieta was gevallen. Ik moest haar met Louise overeind tillen en in het bed leggen dat toen al beneden stond. Steeds vaker was ze de sleutels kwijt of gebruikte ze de verkeerde bos, zodat wij moesten opendoen voor de thuiszorger. Op het laatst gaf ze Louise een hand wanneer zij aan de deur kwam. We zagen haar de grip kwijtraken en verdwalen in het aangetaste landschap van haar geheugen, tot er vrijwel niets meer restte dat houvast gaf. Het was verdrietig om te zien, ook al hebben we dat al eerder meegemaakt met Louise haar moeder.

Gingen we vaak genoeg op bezoek? Ik had best vaker koffie kunnen gaan drinken, al was het maar een half uurtje. Gelukkig kreeg ze nog redelijk veel aanloop. Pieta is een paar maanden ouder dan mijn moeder. Die woont niet naast de deur maar op 165 km afstand. De achterliggende vraag is of ik vaak genoeg bij mijn moeder op bezoek ging de afgelopen jaren. Het antwoord laat zich raden. Zes of acht keer per jaar is natuurlijk bij lange na niet genoeg voor een zoon om zijn moeder te bezoeken. Daarom bel ik haar elke week. Zij woont tot haar tevredenheid nog op zichzelf, met enkele keren per week hulp van de thuiszorg en mijn zussen die wekelijks een vaste dag bij haar aankomen. En twee broers die dat om de paar weken doen; de een met regelmaat, de ander wanneer het zo uitkomt.

Toen ik haar vandaag belde, merkte ze op dat ze nu toch wel erg oud begint te worden. Ik wees haar erop dat ze daar toch al een tijdje mee bezig was, maar dat wimpelde ze flauwtjes lachend weg en ze staafde haar constatering met een paar weinig opbeurende voorbeelden. Het is te hopen dat ze nog even in haar eigen huis kan blijven wonen. Voordat de dagelijkse thuiszorgengelen ook voor haar komen en zij op die onvermijdelijke tweesprong belandt.

Pieta is intussen verhuisd naar haar kamer in het verzorgingstehuis; ons buurhuis staat nog leeg voorlopig, in afwachting van nieuwe bewoners. Aan Coby vraagt Pieta nu om de paar minuten: dus hier moet ik blijven?

Dat hebben wij eerder meegemaakt.
Zij nog niet.

Valappels – is gratis eten waardeloos?

Zodra ik de boomgaard rond de moestuinen binnenstap verwelkomt de geur mij. Ik loop rond en raap valappels. Wespen zoemen laag over de grond. Ik raap sterappels zoals ik ze plukte in de boomgaard van mijn opa. Notarisappel, zoete bloemé, goudrenet schone van Boskoop, dubbele bellefleur, Groninger kroon. Zoals ik de geuren adem proef ik de namen. Mijn emmer is snel vol. Hij is te klein en de bomen hangen nog vol. Ik kan mijn voet nergens zetten zonder een appel te pletten.

Veel valappels hebben kleine butsen of donkere plekken, gaatjes van wormen of wespen. Maar het meeste vruchtvlees kun je nog prima eten. Ik schil er een en hoef nog geen achtste weg te gooien. Een volle complexe smaak vloeit over mijn tong. Ik sleep ze mee naar huis, omdat ik van appels hou en van wat je ervan kan maken, maar ook omdat ze hier anders liggen te verrotten. Hoe kan dat? Waar zijn de andere tuinders? Slepen zij ook tassen vol mee naar huis, om er sap van te persen, ze uit de hand te eten, appelmoes te maken of compote of appeltaart? Of houden ze niet van appels?

De winkelschappen liggen vol exemplaren die glimmen van de was en goedkoop zijn ze niet. Toen er vorig jaar amper appels waren – onze boomgaard droeg vrijwel niks – klaagde iedereen. En nu de oogst weer overvloedig is laten we ze liggen. Zo zonde.
En ook vreemd vind ik dat. Is gratis voedsel waardeloos?

Niet alleen op ons tuinencomplex gaat het zo. Thuis om de hoek staat ook een klassieke sterappelboom. De vuurrode appels vallen op de grond en niemand die de moeite lijkt te nemen ze te rapen of te plukken. Terwijl het heerlijke appels zijn. In de huizen bij die boom wonen ook arme mensen. Houden zij toevallig niet van appels? Of is vers fruit te lastig? Vinden ze het vernederend ze te rapen? Misschien worden er steeds minder appels gegeten. Het raakt me op een manier die mijzelf verrast. Het lijkt iets kleins, de appel die in de vergetelheid raakt. Maar vertel dat maar eens aan Eva.Wanneer-zijn-appels-klaar-om-te-plukken

Ga naar de bovenkant