Vannacht droomde ik over Belgin. Nee, dat is geen vrouwelijk Belg, maar een ondernemende vrouw van gemengd Marokkaans-Turkse afkomst met een onversneden Nederlands karakter. Belgin liep in het park, het park dat in mijn tekst materialiseert, en het leek of ze de weg kwijt was. Of beter, dat ze niet wist waar ze nu heen moest. Ze droeg geen hoofddoek – ik wist dat ze daarvan afstand had gedaan – maar ik herkende haar meteen, hoewel ik haar gadesloeg alsof ik zelf onder een glazen stolp zat opgesloten. Vandaar kon ik naar haar gebaren en roepen maar niemand nam het waar en mijn roepen klonk alleen in die stolp. Ik, haar schepper, drong niet meer tot haar door. Ze was aan haar lot overgelaten zoals ze daar doelloos en een beetje angstig ronddoolde in mijn deels bestaande, deels imaginaire park. En dat was mijn schuld.

In juni 2015 schreef ik in een blog getiteld ‘Borsthonger’:

‘Ik moet nog bedenken waar ik vanaf vandaag onderdak vind.’

Toen al verklaarde ik mijn roman af, al wist ik wel dat er nog een ‘redactieslag’ overheen moest. Ik leek toen zelf al een beetje ontheemd. Ik kon die wereld nog niet loslaten en dook er weer in. Hij dikte in en groeide aan. Personages kwamen tot leven, ik zag hun deugden, hun falen en hun streven en raakte meer en meer op ze gesteld. De enorme klomp letters die hun leefwereld vormt, deelde tekst op in vier delen. Dit hielp in het overzicht en het bewerken. En dat duurde dus iets langer dan verwacht.

En hoewel de ideeën blijven komen, bereikte ik vorige week het einde van de kopij. Er is een uitgever die zegt geïnteresseerd te zijn, maar hij wilde pas beginnen met lezen wanneer hij de hele tekst binnen had. Ik stuurde hem dus mijn vierde en laatste deel toe, hij kan gaan lezen. En daarmee sneed ik de navelstreng door tussen mij en de wereld die ‘Borsthonger’ heet. Ik moet mijn personages loslaten, zoals ik ook leer om mijn eigen kinderen los te laten terwijl ze opgroeien en volwassen mensen worden. De gelijkenis tussen die twee processen is frappant.

Of de uitgever bij wie mijn complete kopij nu ligt, dit verhaal werkelijk interessant genoeg vindt om uit te geven, moet nog blijken. Daarom noem ik hem ook nog niet. Maar mijn gevoel van verweesdheid, van afgesneden zijn, is  onmiskenbaar. Belgin, Daniël, Maria, Tomas, Renate en de anderen moeten het vanaf nu zelf uitzoeken. Tot leven komen in de verbeelding van de lezer.

Hopelijk vinden zij de weg naar lezers die zich over hen ontfermen.

Het is raar. Hij is klaar.

Tijd om aan iets nieuws te beginnen. De ideeën zijn daar.