‘Drivers seat’, Léon Janssen

Mijn gezelschap liet op zich wachten. We waren op een minivakantie in Barcelona en bivakkeerden met zijn zevenen – vrouw, drie dochters, twee zussen en ik – in een appartement dat maar één onvoorzien nadeel had: in de badkamer zat ook het enige toilet.

Het duurde dus eindeloos eer iedereen klaar was en we de deur uit konden. Ik waag me niet aan de generalisatie dat toiletbezoek van vrouwen langer duurt, maar dit was hier wel een empirisch feit. Om de wachtrij te ontlopen stond ik als eerste op zodat ik ook als eerste klaar was. Die ochtend was dat ook weer gelukt en ik zei: ik wacht wel tot iedereen klaar is bij de ingang van het park.

Daar stond ik, en het duurde. Ik ontspande en begon om me heen te kijken. Mijn oog viel op een man die naast een cabriolet stond, onder de bomen in de laan die langs het park liep. Wachtte hij op iemand? Blijkbaar wel. Net als ik.
Hij stond naast die open wagen waarvan ik het merk vergeten ben en je zou misschien verwachten dat hij een patserig type was, maar dat was hij niet. Hij droeg een hoed, in die dagen vrij ongebruikelijk, en zag er verder wat sjofel uit, met een vest en een doorleefd colbert en een geruite broek en puntlaarzen. Bruin, zandkleurig en blauw. Ik keek op mijn horloge. Het duurde lang die dag eer ‘mijn’ vrouwen en meisjes klaar waren en ik ijsbeerde op en neer voor de ingang van het park. Langs de laan zag ik een vrouw naderen. Een opvallende verschijning. Ze droeg een nauwsluitende groene jurk tot boven haar knieën en een diep decolleté dat uitzicht bood op een geprononceerde borstpartij. Ze begroette de man met een kus van haar felrode lippen en nam plaats in de cabriolet.
Nu verwachtte ik dat ze zouden wegrijden, maar dat deden ze niet. De man bleef naast de wagen staan, een hand rustend op de motorkap. Hij stak een sigaret op en bood de vrouw er een aan, waarna zij een vlam presenteerde. Ik liep erlangs en hoewel ik niet probeerde te kijken, kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat haar borsten door plastische chirurgie waren vergroot: ze bolden onnatuurlijk op als gespannen ballonnen.
Ik wachtte ruim twintig minuten. In die tijd wisselden de man en de vrouw slechts nu en dan een woord. Hij stond en zij bleef zitten. Ze boden elkaar nog eenmaal een sigaret aan en vuur, veel meer contact nam ik niet waar.
Daar zit een verhaal in, dacht ik toen.

Ik besloot een verhaal te verzinnen rond die man die bij dat park staat te wachten. Het werd een andere man in een ander park. Nieuwe personages dienden zich aan, een geschiedenis kreeg vorm en zo kon het gebeuren dat ik bijna elf jaar werkte aan deze roman, die al vrij snel ‘Borsthonger’ ging heten.

Een roman schrijf je omdat je wil dat hij gelezen wordt. Wanneer geen uitgever toehapt –misschien omdat de schrijver buiten de modieuze categorieën valt, omdat het een politiek incorrect boek is of dat het om andere redenen niet meteen commercieel interessant lijkt – dan besluit je om het zelf maar uit te geven. Zo ging het met mijn roman Borsthonger.

De campagne via Voordekunst overtrof mijn verwachtingen (zie bijvoorbeeld dit bericht).

In de blogs vind je ook alvast wat reacties van lezers. Dus ja: het boek is klaar, maar dat wil niet zeggen dat het project Borsthonger daarmee ook klaar is. Het boek moet zijn weg nog vinden naar een breder publiek. Nu ligt schrijven mij beter dan het ‘vermarkten’ van mijn eigen producten. Dus mocht je nog tips hebben: mijn e-mailadres en telefoonnummer vind je hieronder.